Lezing Theo van Leeuwen, Oosterse opvattingen over de relatie van de mens met de natuur, 17 feb 2019.
In de verschillende oosterse filosofische tradities is er een duidelijk andere visie op de natuur in vergelijking met de westerse benadering van de natuur. Wat kunnen we hiervan leren? In de joods-christelijke traditie is de wereld Gods schepping en hierdoor ”iets anders” dan God zelf. Dit heeft aanleiding gegeven tot een dualisme en een zekere gespannenheid tussen het heilige en profane. In het hindoeïstische denken daarentegen is de natuur als emanatie van het goddelijke sacraal: alle leven is heilig en de verhouding van de mens tot dit leven heeft altijd een ethische dimensie. Geweldloosheid (ahimsa) is hierbij cruciaal. In het boeddhisme zijn alle wezens op weg naar verlossing en nemen deel aan het vergeestelijkingsproces van de kosmos. Grondidee van het Chinese taoïsme is dat de natuur een cyclisch wordingsproces is, waarin een fundamentele energie (ch’i) werkzaam is. Dit in tegenstelling tot de door de westers natuurwetenschappen in rationele zijnsmodellen beschreven natuur.